Het concept lagen in InDesign is lang niet altijd even duidelijk voor iedereen. Hier leer je wat het precies zijn, óók interessant voor niet-InDesign-gebruikers! Onderstaande tekst is afkomstig uit Classroom in a book: InDesign 2022, Nederlandse editie.
Voordat u begint met het maken en wijzigen van objecten, is het belangrijk om te weten hoe lagen werken. Wanneer u objecten op verschillende lagen plaats, kunt u ze ordenen om ze gemakkelijker te kunnen selecteren en bewerken. Als u bijvoorbeeld een laag vergrendelt, kunt u eenvoudig objecten selecteren en verplaatsen zonder per ongeluk objecten, zoals achtergrondafbeeldingen, te selecteren of te verplaatsen die u op de bestaande plek wilt houden. Standaard bevat elk nieuw InDesign-document één laag (met de naam Laag 1). U kunt deze laag een andere naam geven en op elk moment meer lagen toevoegen.

Denk aan lagen als op elkaar gestapelde transparante vellen. Elke laag bevat zijn eigen verzameling objecten.
In het deelvenster Lagen (Venster > Lagen) wordt een lijst van de lagen van een document weergegeven en kunt u lagen toevoegen, beheren en verwijderen. In het deelvenster Lagen kunt u ook de namen van alle objecten in een laag weergeven en afzonderlijke objecten of een hele laag selecteren, weergeven, verbergen of vergrendelen.

Klik op het driehoekje links van een laagnaam om de namen van de objecten in de laag afwisselend te tonen of te verbergen.
De volgorde die in het deelvenster Lagen wordt weergegeven is de stapelvolgorde in het document. Als elke laag één transparant vel is, dan zijn alle lagen bij elkaar een stapel transparante vellen. De bovenste laag in het deelvenster is de bovenste laag in het document enzovoort. De objecten op elke laag volgen dezelfde logica. Een manier om een object voor (boven) of achter (onder) een ander object te verplaatsen, is door het in het deelvenster Lagen omhoog of omlaag te verplaatsen.